Den jeugdigen K. Littel

“Na de pauze heeft terechtgestaan A. v. Z., 25 jaar, modelmaker te Overschie, beklaagd van mishandeling. In den avond van 14 Juli zou hij aldaar op een weiland den jeugdigen K. Littel met een klomp op het hoofd hebben geslagen. Beklaagde ontkende, bewerende K. Littel van een andere jongen, met wien hij aan het vechten was, te hebben afgetrokken. De jongen vertelde, dat hij een zoontje van Rotgans bezig zag gras te plukken uit het weiland zijns vaders. Hij was daar naar hem toegegaan, en het gevolg daarvan werd een vechtpartijtje. Beklaagde was er toen aangekomen, had hen van elkaar getrokken en hem met een klomp eenige slagen op het hoofd toegebracht. Twee getuigen verklaarden te hebben gezien, dat beklaagde Littel met zijn klomp sloeg.
Een getuige à décharge, die er vlak bijstond, verklaarde, dat Littel met de klomp er op los sloeg. Wel zag hij, dat beklaagde de jongens van elkaar scheidde, maar dat hij met de klomp sloeg, had deze getuige niet gezien.
De substituut-officier van justitie, mr. W.P.R. Bouman, meenende, dat beklaagde zich met het vechtpartijtje niet had moeten bemoeien, eischte f 15 boete, subsidiair dertig dagen hechtenis.

De beide broeders van den kleinen strooper uit de vorige zaak, G.S.R., 20 jaar, en L.R. 18 jaar, beiden werkman, te Overschie, dien avond hoorende, dat hun broertje door Klaas Littel mishandeld was, waren er met hun moeder op afgegaan. Toen laatstgenoemde door Klaas nog bij haar been gegrepen werd, liep de maat over: in drift hadden ze hem toen eenige slagen en stompen tegen het hoofd gegeven.
Getuige Littel gaf toe, de moeder van den beklaagden, toen deze naar hem schopte, bij haar been te hebben gegrepen, tengevolge waarvan ze kwam te vallen.
Ook tegen elk dezer beklaagden werd ter zake van mishandeling f 15 boete, subsidiair dertig dagen hechtenis geëischt.”

Bericht uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, 16-11-1910. Vermoedelijk gaat het om deze Klaas Littel (geboren 1893).